Voeding en verzorging

Goed voeren doe je door te kijken naar je paard.

Onze Fjordenpaarden hebben onder andere twee eigenschappen: ze eten graag en worden snel te dik.

Dat te dik worden komt omdat sobere paarden eerder neigen tot overgewicht dan warmbloedpaarden. Dat wil zeggen dat de sobere rassen efficiënter met hun energie omgaan. Ze zijn van nature gewend om met een laag voedselaanbod in leven te blijven.

De omstandigheden waaronder wij onze paarden houden zijn in veel gevallen niet optimaal. Onze weides zijn eigenlijk te vet, te rijk aan fructaan (suikers) en te voedzaam. Door deze omstandigheden krijgt het sobere paard teveel energierijk voedsel binnen.

Toch is het  het beste om het paard het jaarrond buiten te houden. We kunnen dan - in tijden dat er teveel en te rijk gras staat - werken met strookbegrazing. Een andere methode is om het paard op een kaal stuk te houden gedurende een aantal uren per dag.

Een paard is van nature een dier dat de hele dag bezig is om kleine beetjes te eten

Niet iedereen kan het realiseren dat het paard 24 uur op de weide staat. Dat kan zijn omdat het paard bijvoorbeeld last heeft van insecten, de weide te nat is of omdat de weidegrond niet toereikend is om ze dag en nacht buiten te hebben.

 Als het paard een aantal uren per dag niet over gras kan beschikken dan moeten we ander ruwvoer aanbieden – hooi – voordroog - stro – lucerne. Zo kunnen ze toch de hele dag blijven eten.

In principe kunnen we onze paarden houden op ruwvoer.

Voeren we hooi bij dan is het van belang dat het van goede kwaliteit is. Grof stengelig en niet te vroeg geoogst hooi is het meest geschikt als paardenvoer als ze niet altijd over gras kunnen beschikken. Natuurlijk mag het niet schimmelig zijn of ongewenste kruiden bevatten (denk aan Jacobskruiskruid – paarden herkennen Kruiskruid niet meer als het gedroogd is. Er wordt wel gesuggereerd dat hooi uit natuurgebieden het meest geschikt zou zijn. Niets is minder waar. Deze natuurgebieden leveren dan wel arm hooi – dus met minder voedingstoffen, maar juist in natuurgebieden komt het gevreesde Kruiskruid het meeste voor.

Voordroog is ook gedroogd gras, maar wordt minder lang gedroogd. Hierdoor bevat het meer voedingsstoffen dan hooi. Er mag dus minder van gevoerd worden. Het wordt in plastic gepakt om schimmelvorming tegen te gaan. Is een pak voordroog eenmaal open dan dient het  - ook weer in verband met schimmelvorming – snel opgevoerd worden. Een ander nadeel van voordroog ten opzichte van hooi is dat het zachter is. Het paard hoeft minder te kauwen, maakt daardoor minder speeksel aan en dat kan leiden tot maagzweren.

Lucerne of Luzerne is voor onze paarden minder geschikt. Het bevat een vrij hoog percentage eiwit. Daarnaast is de verhouding Calcium – Fosfor scheef. Er moet dan weer bijvoorbeeld graan bijgevoerd worden om dit weer recht te trekken.

Stro wordt meestal  alleen gebruikt als bodembedekking in de stal. Paarden kunnen daar wat van eten, wat de verveling tegen kan gaan. Maar het is geen volledig ruwvoer. Willen we stro als ruwvoer gebruiken dan moeten we daar altijd hooi bij geven

Daarnaast kan teveel stro eten leiden tot verstoppingen of koliek.

Eventuele tekorten kunnen opgevangen worden door wat vitamine/mineralenbrokjes als extraatje te geven

Bovenstaande algemene richtlijnen gelden natuurlijk niet voor paarden die zwaar werk doen, drachtig zijn,  of een veulen aan de voet hebben. Dan kan het wel degelijk nodig zijn om het paard krachtvoer bij te geven.

Waar moeten we nog meer op letten?

Wortels bevatten vrij veel suiker dus wil je wortels voeren, doe dat dan met mate. Hetzelfde geldt voor suikerbieten, voerbieten en bietenpulp. Van paardensnoepjes kunnen we hetzelfde zeggen.

Een paard heeft een goed gewicht – heel globaal gezegd als we de ribben niet zien, maar wel makkelijk kunnen voelen. De heupbeenderen mogen zichtbaar zijn, maar niet uitsteken.

Alle aanpassingen die we doen aan het voer moeten we altijd geleidelijk doorvoeren zodat de spijsvertering en gehele stofwisseling van het paard niet opeens teveel veranderingen moet verwerken.

Een paard dat te snel af valt kan gaan lijden aan hyperlipemie. Als de vetreserve van het paard afgebroken wordt dan komen de giftige stoffen die daarin opgeslagen zijn vrij. Deze stoffen kunnen afgebroken worden door de lever. Maar wordt het teveel dan kan de lever dit niet verwerken en kunnen er vetstoffen in de bloedbaan terecht komen. Dat kan desastreuze gevolgen voor het paard hebben. Wil je hier meer over weten? http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/593/RUG01-001893593_2012_0001_AC.pdf

Het is makkelijker om een paard dat te schraal wordt wat extra te voeren dan een te dik paard te laten afvallen.

Dat was in vogelvlucht het voeren.

Hoe kunnen we er nu verder voor zorgen dat onze paarden in een goede conditie blijven.

Heel belangrijk blijft voldoende beweging. Dat is voor de algehele constitutie van het paard goed. Maar net als bij de mens is het zo dat veel beweging leidt tot vetverbranding. Als het paard meer verbrandt dan het aan voeding opneemt zal eventueel overgewicht ook verdwijnen.

Als we in staat zijn om onze paarden dag en nacht buiten te houden is een schuilstal zeer gewenst. Of in ieder geval een plaats waar ze uit de wind en ’s zomers eventueel in de schaduw kunnen staan.

Hebben we die mogelijkheid niet en moeten we het paard om welke reden dan ook opstallen, zorg dan voor een stal die niet stoffig is en dat er voldoende frisse lucht binnen kan komen.

Zorg altijd voor voldoende fris water.